Aardappelen
De aardappel behoort tot de familie van de nachtschades, net als bijvoorbeeld de tomaat.
De aardappel is oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Amerika en werd pas na de ontdekking van Amerika in Europa ingevoerd, in de 16e eeuw.
De aardappelen die ik teel, worden opgekocht door groothandelaren of gekocht door klanten, om gebruikt te worden als voedsel. Soms worden aardappelen bijvoorbeeld ook gebruikt als veevoer, om er zetmeel uit te halen of om er lijm van te maken.
In de lente wordt één aardappel (de poot- of moederaardappel) in de grond gestopt, dit heet poten. Hieruit groeit een plant, die in de grond meerdere knollen vormt. Dit zijn de aardappelen die in de herfst geoogst (gerooid) worden.
Veelvoorkomende ziektes van de aardappelplanten zijn: phytophtora, aardappelmoeheid (door cystenaaltjes), bruinrot, rhizoctonia, schurft, pokken en de Colorado-kever.
Het bekendste aardappelras in Nederland is het Bintje. Ik teelde in 2004 de rassen Nicola en Agria. Er zijn veel verschillende rassen, die onderling verschillen in hun gevoeligheid voor ziektes, maar ook in smaak, kleur, vorm, meligheid en opbrengst.
Veel leden van de plantenfamilie Nachtschade zijn giftig. Ook de bloemen, bladeren en besjes van de aardappelplant zijn giftig. De aardappel zelf is natuurlijk niet giftig, behalve als hij groen geworden is. Dit komt voor als de aardappel te lang in het licht gelegen heeft.
> Meer informatie over aardappelen
Doperwten
De erwt behoort tot de familie van de Vlinderbloemigen
Erwten worden al duizenden jaren in deze regio verbouwd, hoewel ze oorspronkelijk afkomstig zijn uit landen ten oosten van de Middellandse Zee.
De groene erwten zijn eigenlijk nog niet rijp, maar zo vinden wij ze het lekkerst! De erwten kunnen als groente gegeten worden. Ze kunnen vers gegeten worden of bewaard worden in de diepvries of in blik of glas. Ook
erwtensoep is een favoriete manier om van erwten te genieten.
Tussen 1856 en 1863 bestudeerde de Tjechische monnik Gregor Mendel enige erwten-varianten in zijn kloostertuin, om
onderzoek te doen naar overerving. Hij onderzocht bijvoorbeeld de overerving van de kleur van de bloem, van de kleur van de erwt en van de vorm van de erwt. Op deze manier
ontdekte hij de wetten van de overerving.
Gerst
Gerst is een graansoort en behoort tot de grassenfamilie.
Bier wordt al sinds meer dan 6000 jaar gedronken en ook toen al werd het onder andere uit brouwgerst gemaakt.
De gerst die ik teel, wordt gebruikt als brouwgerst. Ik lever mijn biologische gerst aan de Gulpener Bierbrouwerij, die er het bier Limburgs Land Eko pilsener van brouwen (een biologisch biertje dus!).
In de lente wordt een gerstekorrel gezaaid. Dit groeit uit tot een grasachtig plantje, waaruit later langere stengels groeien met een aar. Deze aar gaat eerst bloeien, waarna zich de korrels vormen waar het allemaal om gaat. Wanneer deze korrels rijp zijn, worden ze geoogst.
Bruine en gele roest, meeldauw en de bladvlekken-ziekte.
Er zijn verschillende rassen gerst, die verschillen in hun gevoeligheid voor ziektes, in hun opbrengst en in hun geschiktheid als brouwgerst. Het ras dat ik in 2004 geteeld heb en in 2005 teel, heet Prestige.
Gerst moet aan een aantal voorwaarden te voldoen om het te kunnen brouwen, het eiwitgehalte mag bijvoorbeeld niet te hoog maar ook niet te laag zijn. In de teelt moet dus goed opgelet worden of “het de goede kant uitgaat”.
Gras/klaver
Gras/klaver is een mengsel van verschillende grassoorten en van klaver. Er worden onder andere verschillende rassen van Engelse raaigras gebruikt, maar ook timothee-gras, veldbeemdgras, en daarnaast nog rode en witte klaver.
Gras/klaver vormt een smakelijke, gezonde en gevarieerde voeding voor koeien. Voor de akkerbouwer heeft het telen van dit mengsel als voordeel, dat het de bodemtoestand en het bodemleven verbetert en dat het onkruiden onderdrukt.
Dit gewas wordt meestal gezaaid in de herfst. Er groeien dan al wat grasstengeltjes. In de winter ligt de groei boven de grond stil, maar groeien de wortels nog verder. In de lente kunnen het gras en de klaver hierdoor heel snel groeien. Het kan tot vier keer per jaar gemaaid worden en dan aan de koeien gevoerd worden.
Er zijn niet zoveel ziektes van belang. Vooral schimmelziektes, zoals bruine en gele roest, kunnen voorkomen.
Er zijn veel verschillende mengsels te koop, met verschillende verhoudingen van gras en klaver en met verschillende gras- en klaverrassen.
Voor honden en hun baasjes lijkt zo’n groot veld vol gras en klaver een hemel op aarde. Veel baasjes laten hun hond door zo’n veld rennen en erin poepen, en realiseren zich niet dat in de poep van een hond veel bacteriën zitten, die de koeien (die het gras later eten) ernstig ziek kunnen maken.
Rode kool, witte kool en savooiekool
De witte en de rode kool en de savooiekool behoren tot de familie van de kolen, en wel tot de sluitkolen.
Kolen worden al eeuwenlang in Nederland geteeld.
De koolsoorten die ik teel, zijn bestemd voor consumptie.
De kool wordt bij mij aangeleverd als kleine plantjes (die bij een andere boer uit zaadjes opgekweekt zijn). Deze plantjes plant ik in de lente. De plant groeit in de lente en zomer uit. In juli ontstaat de echte kool, die groeit en dikker wordt. Kool kan tegen wat nachtvorst en wordt tot laat in de herfst met de hand geoogst. Als de kool zou blijven staan, zou hij in het tweede jaar gaan bloeien en zaad gaan dragen voor een volgende generatie koolplanten.
De bekendste koolziekte is knolvoet. Verder houden veel soorten rupsen van kool, voornamelijk de rupsen van koolwitjes, kooluilen en koolmotten.
Ook van kool zijn er verschillende rassen, met een verschil in opbrengst, gevoeligheid voor ziektes en aantasting, vorm en kleur. Ik teelde in 2004 het ras Rivera (witte kool) en Subaro (rode kool).
Witte kool wordt ook gebruikt om zuurkool van te maken. Dit werd al heel vroeger gedaan, ook omdat witte kool hierdoor gedurende de hele winter bewaard kon blijven.
Pompoenen
De pompoen hoort bij de komkommerfamilie, net als komkommers, courgettes en meloenen.
De pompoen is afkomstig uit Amerika, waar hij al eeuwen voor Christus werd geteeld. De pompoen werd in de 16e eeuw naar Europa
gebracht. De pompoensoort die wij telen is de Hokkaido-pompoen, een door de Japanners geteelde afstammeling van de reuzenpompoen... Deze afstammeling bereikt "slechts" een gewicht van
een tot twee kg.
Pompoen kan gegeten worden in de vorm van soep, als gekookte groente of als taart.
Alleen de schil van deze pompoensoort (de Hokkaido-pompoen) is eetbaar. Bij andere pompoensoorten is het vruchtvlees vaak wel eetbaar,
maar moet de vrucht eerst geschild worden.
Spelt
Spelt is een oeroude graansoort en behoort tot de grassenfamilie.
Spelt is al minstens 3000 jaar oud. Het werd ook eeuwenlang in Nederland verbouwd, maar in de afgelopen eeuw grotendeels verdrongen door tarwe, dat een veel hogere opbrengst heeft. Spelt is de laatste jaren echter weer in opkomst (vooral bij biologische boeren), omdat het veel beter bestand is tegen ziektes, minder bemesting nodig heeft en zeer geschikt is om brood en banket van te bakken.
Het spelt dat ik teel, wordt vermalen tot meel. Mensen kunnen bij mij zakjes meel kopen en dit (in plaats van tarwemeel) gebruiken om er brood en banket van te bakken.
In de lente worden speltzaadjes gezaaid. Deze groeien eerst uit tot een soort gras met korte groene sprietjes. Later ontstaat en langere stengel met een aar, die na het bloeien korrels krijgt. Deze korrels worden in de herfst, als ze rijp zijn, geoogst.
Spelt is minder gevoelig voor ziektes dan tarwe. Toch kan ook het speltplantje te maken krijgen met schimmelziektes, zoals bruine roest.
Ook van spelt zijn er diverse rassen bekend. Ik teelde in 2004 Frankenkorn, een ras dat uit de regio Franken komt.
Mensen met een allergie voor tarwe en tarwemeel, kunnen soms wel heel goed brood en gebak verdragen, dat van speltmeel gemaakt is.
> Meer informatie over spelt
Suikerbieten
Amarantenfamilie.
Vóór de ontdekking van de suikerbiet als suikerleverancier werden honing en rietsuiker gebruikt om producten te zoeten. Bieten werden alleen gebruikt als voederbieten voor het vee. Rond 1750 werd ontdekt hoe de suiker uit de biet gehaald kon worden. Sindsdien is de suikerbiet niet meer weg te denken van de akkers in Nederland.
Uit de suikerbiet wordt suiker gehaald.
De suikerbiet produceert kleine zaadjes die aan elkaar klitten. Vaak is er dan ook om elk zaadje een glad laagje aangebracht, zodat ze makkelijker te hanteren en te zaaien zijn. Ik koop tegenwoordig de suikerbieten aan als kleine plantjes in paperpots. Deze paperpots zijn kleine papieren hulsjes, gevuld met aarde, waarin de plantjes wortelen. Na het planten van de suikerbietjes vergaan de paperpots heel snel en kunnen de plantjes verder uitgroeien. Eerst ontstaan meer wortels en bladeren, later wordt reservevoedsel opgeslagen in de biet. In de herfst wordt de biet geoogst. De suikerbiet is eigenlijk een tweejarige plant. Zou de plant blijven staan, dan zou hij in het tweede jaar gaan “schieten”: zaadjes gaan vormen.
Rhizoctonia, cercospora en meeldauw kunnen de suikerbiet aantasten.
Van de suikerbiet bestaan zeer diverse rassen.
Suikerbieten worden elk jaar in een bepaalde periode geoogst, naar de suikerfabriek gebracht en verwerkt. Dit is een massaal en goedgeorganiseerd gebeuren dat de suikerbietencampagne wordt genoemd. Biologische suikerbieten worden in de twee weken voorafgaand aan de “normale” campagne geoogst en verwerkt in een (dan nog) schone suikerfabriek.
Gele en rode uien
Uien behoren tot de lookgewassen of de alliumsoorten. Ook de prei, knoflook en bieslook behoren tot deze familie.
Uien worden al meer dan 5000 jaar gebruikt door de mens. Door de Romeinen werd de ui in Europa geïntroduceerd. Vaak werd de ui rauw gegeten.
De ui wordt gebruikt in maaltijden als hoofdbestanddeel, of om smaak te geven aan het gerecht. De rode ui is iets sneller gaar dan de gele en smaakt wat minder scherp.
De ui wordt gezaaid. Er zijn ook plantuien, die in kassen al gekweekt worden tot kleine plantjes en vervolgens uitgeplant worden in het veld. Deze zijn eerder te oogsten dan de zaaiuien. Wanneer het zaadje uitgroeit, ontstaan er eerst veel wortels en stengels. Na een tijdje begint de bol te groeien, waarin de uienplant reservevoedsel opslaat. De ui is eigenlijk een tweejarige plant, waarbij ze in het tweede jaar zaadjes produceert. Helaas voor de ui wordt ze al in de herfst van het eerste jaar door ons geoogst.
Onder andere witrot, stengelaaltjes, schimmels, de uienmineervlieg en de bladvlekkenziekte kunnen de ui aantasten.
Er zijn zeer diverse uienrassen.
Aan de ui werden lange tijd vele geneeskrachtige eigenschappen toegeschreven. In ons gezin is het nog altijd de gewoonte om bij een verstopte neus ’s nachts een schaaltje gesneden rauwe ui naast het bed neer te zetten. ’s Morgens is dan opvallend vaak de neus weer open.
> Meer informatie over de ui
Voedermaïs
Maïs behoort tot de granen, en dus tot de grassenfamilie.
Maïs is afkomstig uit Zuid-Amerika. Het werd na de ontdekking van Amerika in Europa ingevoerd.
Voedermaïs wordt gebruikt als voer voor runderen. Tijdens de oogst wordt de hele plant (stengel, bladeren, kolven) in stukjes gehakseld.
Voedermaïs wordt gezaaid. Eerst ontstaat een graspol, maar al snel schiet een stengel de hoogte in. Aan deze stengel komen grote bladeren. De maïsplant gaat bloeien. Later ontstaan uit deze bloemen de kolven.
Er zijn veel ziektes die de maïsplant kunnen aantasten. Wanneer de plant eenmaal opgeschoten is, maakt onkruid niet zoveel kans meer, met name omdat er dan niet meer genoeg licht doordringt naar de kleine onkruidjes.
Er zijn zeer veel verschillende maïsrassen.
Voor de oude Zuid-Amerikaanse volkeren was de maïsplant zeer belangrijk. Zij vereerden diverse maïsgoden, zelfs goden voor de verschillende stadia van de maïsplant: Chicomecoatl was de godin van de jonge maïs en Xipetotec en Tonecatecutli waren algemene goden van de maïs.
Witlofwortelen
Witlof behoort tot de Composietenfamilie, en daarbinnen tot de groep van cichorei, net als andijvie.
Ook de witlof wordt al vele decennia geteeld. Pas in de 17e eeuw ontdekte men dat witlofwortelen die in het donker kroppen vormden, witte kroppen kregen die minder bitter smaakten.
Uit de witlofwortel die wij telen groeit later witlof. Witlof is een groente die rauw gegeten kan worden als salade. Witlof is ook gekookt, gebakken of gegratineerd erg lekker.
Witlof is een tweejarige plant. Het eerste jaar groeit de witlofplant buiten in het veld. Een witlofzaadje wordt gezaaid, waaruit een witlofplant met worteltjes groeit. Later in het eerste jaar slaat de witlofplant zijn reserves op in een lange witlofwortel (of –pen). Deze witlofwortel wordt geoogst en verkocht aan witloftelers.
De witlofteler kan de wortelen enige tijd gekoeld bewaren. Vervolgens worden ze in donkere ruimtes in stromend water gezet. De witlofwortel gaat hierdoor uitlopen en een krop wordt gevormd, die wit blijft omdat de plant in het donker groeit. Na circa vier weken groeien is de witlofkrop groot genoeg om geoogst en gegeten te worden.
Bladvuur en de witlofmineerziekte kunnen de witlofwortel aantasten.
Er zijn diverse witlofrassen.
Witlof wordt ook wel “het witte goud” of “Brussels lof” genoemd.
Wortelen
Wortelen behoren tot de schermbloemenfamilie, net als dille en bereklauw.
Wortelen komen in het wild in heel Europa voor. Waarschijnlijk zijn ze voor het eerst door de mens geteeld in het Middelandse Zeegebied. De Romeinen teelden wortels en roemden de geneeskrachtige werking. Pas in de 17e eeuw werd de wortel in Nederland geïntroduceerd. Zowel rijken als armen aten wortels, waarbij echter de fijnere dunnere bospeen bij de rijken op tafel kwam en de grovere dikkere winterwortels vooral bij de armeren…
De wortel kan rauw of gekookt gebruikt worden.
De wortel wordt opgekweekt uit een zaadje. In de zomer vormt zich de wortel met daarin reservevoedsel. Deze wordt in de herfst geoogst. De wortel is eigenlijk een tweejarige plant. In het tweede jaar gebruikt de plant de opgeslagen voedingsstoffen uit de wortel voor de verder groei en bloei. Hierdoor wordt de wortel taai en is niet langer eetbaar.
De wortelvlieg is het afgelopen jaar in mijn veld een ware plaag geweest. De wortelen worden erdoor aangevreten. Verder zijn aaltjes en meeldauw beruchte ziektes.
Er zijn veel verschillende soorten rassen, die wortelen van verschillende grootte produceren. Sommige rassen produceren B-peen (smalle, lichte “bos”peentjes), andere C- of D-penen (de dikste penen, winterwortelen).
Wortels zijn lange tijd niet oranje geweest, maar wit, geel, rood en zelfs paars. Pas in de 18e eeuw ontstond de nu zo bekende oranje wortel door selectie en kruising van gele wortelvarianten. Wie per se een oranje wortel wilden kweken? Nederlanders! Waarom? Ze wilden zo graag dat de groente hun nationale kleur aannam! Rare jongens, die …
|