Op een biologisch akkerbouwbedrijf worden gemiddeld meer verschillende producten geteeld dan op een gangbaar akkerbouwbedrijf. Redenen hiervoor zijn:
- Het stimuleren van biodiversiteit. Door de aanwezigheid van zeer veel verschillende gewassen worden de akkers een goede verblijfplaats voor meer soorten insecten, vogels en dieren. Dit is goed voor de natuur én voor het bedrijf, omdat sommige diersoorten meehelpen bij de bestrijding van schadelijke ziektes, plagen en onkruiden.
- Het verminderen van de kans op ziektes en plagen. Door veel verschillende gewassen te telen en deze elk jaar op een ander stuk akker (perceel) te zaaien, wordt de kans op het ontstaan van ziektes en plagen vermindert. Waar het ene jaar aardappelen staan en aardappelziektes en –parasieten zich vermenigvuldigen, staan in de zes jaren daarop totaal andere planten. Hierdoor zijn er na die zes jaar weer veel minder ziektekiemen en parasieten in de grond aanwezig, waarna er op dat perceel weer een jaar aardappelen geteeld kunnen worden zonder al teveel problemen.
- Spreiding van het risico. Wanneer een bedrijf maar drie producten verbouwd, kan de slechte opbrengst van één van die drie (te) grote verliezen opleveren voor het bedrijf. Door het telen van heel veel verschillende gewassen kan de slechte opbrengst van één gewas gecompenseerd worden door de goede opbrengst van enkele andere gewassen. In de winter maak ik een planning voor het komende jaar. Ik bedenk dan, welke gewassen ik wil gaan verbouwen en op welke percelen. Dit wordt dus ook beïnvloed door de percelen waar die gewassen in de jaren ervoor gestaan hebben. U kunt zich voorstellen, dat het een heel gepuzzel is! Binnenkort zal ik mijn bouwplan van 2005 op de site zetten.
Keuze van het ras
Ik moet niet alleen bepalen welke gewassen ik wil telen, maar ook nog eens welk ras of welke rassen van dat gewas ik wil telen. Er zijn bijvoorbeeld honderden verschillende aardappelrassen, zoals Bintje en Nicola. Maar ook voor de andere gewassen mag ik een keuze maken uit zeer veel verschillende rassen.
Elk ras heeft zijn eigen kenmerken. Ik let onder andere op:
- Gevoeligheid voor ziektes en plagen. Rassen kunnen verschillen in hun gevoeligheid voor ziektes. Bintje wordt bijvoorbeeld erg snel aangetast door de aardappelziekte phytophtora. Voor niet-biologische akkerbouwers betekent het, dat ze bij het ras Bintje vaker zullen moeten spuiten tegen deze ziekte. Voor biologische boeren betekent het, dat je bij het telen van Bintje het risico loopt, dat je opbrengst erg laag wordt wanneer deze ziekte de kop opsteekt. Gelukkig zijn er andere aardappelrassen die minder gevoelig zijn voor deze en andere ziektes.
- Geschiktheid voor mijn akkers. Sommige rassen groeien beter op de ene grondsoort, andere gewassen leveren meer opbrengst op op andere soorten gronden. Mijn bedrijf ligt op lössgrond, en de grond is vaak vochtig. Hiermee moet ik bij mijn keuzes ook rekening houden.
- Opbrengst. Rassen kunnen een verschillende opbrengst hebben. Natuurlijk wil je het liefst een zo hoog mogelijke opbrengst, maar de uiteindelijke keuze is dus ook afhankelijk van de overige kenmerken van een bepaald ras. - Geschiktheid voor bepaalde doelen. Het ene aardappelras levert prima aardappelen voor het maken van patat, de andere niet. Het ene wortelras zorgt voor prima “bospeen”, de andere soort wordt al snel te groot en dik. Het hangt dus af van het uiteindelijke “doel” dat je voor je product in gedachten hebt, welk ras je kiest.
- Smaak, vorm, kleur. Gaat de consument het product kopen? Dit hangt ook af van de smaak, kleur en vorm van het product. Sommige aardappelrassen smaken bijvoorbeeld eigenlijk heel lekker en zijn geschikt voor meerdere doelen (patat, koken, puree), maar zien er raar en niet-lekker uit, en worden daarom niet zoveel gekocht door de consument. |